“Liefdevol is de HEER voor wie hem vrezen.
Want hij weet waarvan wij gemaakt zijn,
hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd.
De HEER […] verschaft recht aan de verdrukten.
Hij kroont u met trouw en liefde,
hij overlaadt u met schoonheid en geluk.”
[Psalm 103 vers 13b-14, 6, 4b-5a, Nieuwe Bijbelvertaling © Nederlands Bijbelgenootschap 2004.]
Stof, slechts stof. En zo intens bemind. Stof, getreden met voeten, platgetrapt en vies, weggestopt, verdrukt. Stof krijgt een kroon: trouw - Ik houd je altijd vast! liefde - Ik houd altijd van je! wordt overladen met schoonheid - in het stof zie Ik jou! met geluk - leven op leven op leven. Recht aan jou. Jij, jij uit stof, uit verdrukt, platgetrapt, veracht stof. Kom tevoorschijn en leef! Prijs de HEER, mijn ziel.
Ik las Psalm 103 terwijl ik mij verdiepte in Maria’s lied dat ze zingt na de aankondiging van Jezus’ geboorte (veel stukjes van Maria’s lied zijn terug te vinden in Psalm 103). Hoe bijzonder is het dat Maria dit lied aanhaalt, kort nadat haar is verteld dat Jezus zelf mens (= ‘stoffelijk’) zou worden.
Het raakte mij, dat wanneer God naar stof kijkt, Hij ons ziet. Dit stelt mij de vraag hoe ik kijk naar wat ik als ‘stof’ definieer, en nodigt mij uit om met andere ogen te kijken.
Na het lezen en opschrijven van deze woorden, ga ik in huis aan de slag. Ineens word ik mij bewust dat ik gedachteloos een lied aan het zingen ben. Het lied krijgt zomaar een nieuwe dimensie: “Laat U vinden in de droogte; maak dit stof tot heilige grond.”