Vorig jaar overleed mijn oma, de overgrootoma van onze kinderen. Ik schreef toen een blog over kinderen en de dood. Afgelopen weken kregen we opnieuw met de dood te maken. En opnieuw moest dit een plek krijgen in ons leven en in het leven van onze kinderen.
(Bege)leiden door het lijden
Ongetwijfeld is dit herkenbaar: mensen van wie we houden, willen we graag alle pijn en lijden besparen. We willen het leven voor hen het liefst zo aangenaam mogelijk maken, en het lijden ver buiten de deur houden. Wanneer het gaat om mijn kinderen, is dat ook mijn eerste reactie: ik wil hen zo graag veilig, gelukkig, en pijnvrij op laten groeien. Ik wil hen zo graag afschermen voor alles waardoor ze verwond kunnen raken. Ik wil hen zo graag beschermen tegen het kwaad en tegen verdriet.
Gelukkig is er een laag in mij die weet dat dit niet kan. Die weet dat lijden bij dit leven hoort. Die weet dat juist dóór lijden iets moois kan ontstaan. En nu we opnieuw met lijden en de dood te maken kregen, wilden we dan ook onze kinderen heel bewust meenemen in dit proces, en hen hier doorheen (bege)leiden.
Verdriet en dood
Totaal onverwacht werden wij opgeschrikt door een afschuwelijk bericht. Iemand uit onze kerk was omgekomen door een tragisch ongeval. Iemand in de kracht van zijn leven, van het één op andere moment weg. Het shockeerde ons. Deze meneer – hij woonde op een steenworp afstand van ons – werd door onze kinderen “meneer W.” genoemd, nadat hij een tijd geleden geregeld bij ons over de vloer kwam. En nu was meneer W. weg, zomaar ineens, totaal onverwacht naar Jezus.
Wanneer we dit tegen onze kinderen vertellen, kunnen ze het maar moeilijk plaatsen – logisch, dat kunnen we zelf ook nog amper. Maar wat raakt het mijn hart wanneer Joël, ’s avonds voordat de kinderen gaan slapen, bij zijn avondgebedje bidt: “En wil Je voor die meneer zorgen die bij Je is. En wil Je heel veel voor hem zorgen?” Mijn hart zucht met volle overtuiging mee met het gebed van mijn zoontje.
De volgende dagen komt het geregeld langs. We noemen zo af en toe dat meneer W. overleden is, nu bij Jezus is. Het krijgt telkens maar kort aandacht, zoals dat bij kinderen past, maar het is er wel. En wanneer we op de dag voorafgaand aan de begrafenis doorspreken wat er zal gebeuren morgen – over het lichaam van meneer W. dat in een kist ligt (Joël wilde nog wel even kijken, Elianne deze keer niet), maar meneer W. die zelf eigenlijk bij Jezus is, over de dienst die in de kerk gehouden zal worden, over de begraafplaats en dat we het lichaam van meneer W. daar een mooi plekje gaan geven – dan komt er opnieuw zo’n mooie, rake opmerking uit Joëls mond: “Maar dat is eigenlijk een grapje, dat meneer W. in die kist ligt. Want hij is natuurlijk bij God!”
Samen rouwen verbindt
Het weekend waarin de begrafenis plaatsvond, zette mij aan het denken. De ene dag stond ik samen met Elianne en Joël aan het graf. De volgende dag mocht ik een grote groep ouders inspireren bij een workshop over feestvieren, specifiek richting advent / kerst. Bij dit laatste wees ik de aanwezige ouders o.a. op de sterke verbinding (met elkaar én met God) die ontstaat door samen te vieren. Tegelijk besefte en ervaarde ik dat weekend dat ‘samen rouwen’ misschien nog wel meer samenbindt.
Nee, ik wil mijn kinderen niet zien lijden. Ik wil ze zelfs liever niet eens met lijden confronteren. Het liefste houd ik alles wat naar en verdrietig en pijnlijk en akelig is vér buiten hun blikveld. Maar wat zullen ze dan ook een boel moois missen, een boel moois aan troost, aan ‘samen’, aan verbinding, aan heling, aan hoop, en vooral: aan liefde.
Het maakte mij weer opnieuw bewust dat ik met mijn kinderen het leven wil beleven. Zo goed en zo kwaad als dat gaat. Om samen te beseffen, dat wáár we ook mee geconfronteerd worden, Jezus ‘Immanuel’ genoemd wordt: God met ons.