Mensen die u willen dienen,
mensen die bij u bescherming zoeken,
die maakt u gelukkig.
[Psalm 31 vers 20a, Bijbel in Gewone Taal © Nederlands Bijbelgenootschap 2014]
Tijdens het lezen van Psalm 31 valt het me in vers 20 op dat er een beweging richting God gemaakt wordt. Je voelt als het ware de stroming in de tekst, de hang naar daar waar je mag zijn.
Ik volg die beweging, en merk dat de namen in mijn hoofd over elkaar buitelen. De namen voor God waarheen ik beweeg. Totdat in die snelle, in mijn hoofd over elkaar duikelende namen, rust klinkt: “Ik ben die Ik ben.” “Ik zal er zijn.” Dáár mag ik tot rust komen, daar mag ik zijn. U en ik, ik en U.
De psalm gaat over vijanden, over mensen die afgoden dienen, en over slechte mensen. En ik merk dat het zo gemakkelijk is dat te projecteren van mij af: ‘daar, ver’. Maar tegelijk merk ik dat dit dualisme niet opgaat; het is ook ‘hier, in mij.’ Kan het zijn dat de psalm ook daarover gaat, over mijn eigen heimelijke afgoden en mijn vijanden waartegen ik te strijden heb: mijn beeld van mijzelf, of het beeld dat ik krampachtig hoog wil houden naar anderen? Mijn angst voor succes, of mijn angst hard te werken voor niets? Ineens komt het een stuk dichterbij, gaat de hele psalm over mijzelf..
U,
U alleen,
"Ik ben -
Ik zal er zijn."
En dat is
genoeg.
Niet mijn eigen
goden:
mijn angst te
zijn, of mijn angst voor mijn
imago.
Geen angst te
schitteren, en geen angst te
falen, maar gewoon
dit:
Uw uitnodiging bij
U te zijn.
U in mij,
ik in U.
Met recht samen-
zijn.
2 reacties
Prachtig
Dank je wel!