Petrus stapte uit de boot. Hij liep over het water naar Jezus toe. Maar toen hij merkte hoe hard het waaide, werd hij bang. Hij zakte weg in het water en schreeuwde: ‘Heer, red mij!’
[Matteüs 14 vers 29b-30, Bijbel in Gewone Taal © Nederlands Bijbelgenootschap 2014]
Het was niet nodig, maar
kletsnat zit ik nu in de boot
en kniel verwonderd neer: U, mijn Heer,
bent echt de Zoon van God.
Mijn kleren plakken aan mijn
lijf, en net zo stevig
als mijn overjas aan mij,
houd ik Hem vast.
Soms overvalt het me, juist
als ik vol ben voor mijn
leven en mijn Heer, dan komen die gedachten weer:
Wat ben ik toch, in Godsnaam, aan het doen?
Ik schreeuw van angst, toon
soms zo'n moed, en zet een stap
op water, maar even later
voel ik mij belachelijk bij het tonen van mijn hart.
Het lijkt zo zinloos, zo
onlogisch bovendien,
waar ben ik toch mee bezig? Bent U wel aanwezig?
Of is mijn droom niet anders dan een spookbeeld in de nacht?
Uw weg met mij loopt anders dan ik
denk en voel en wil; ik ril
nog na van kou, en moed, en vrees.
Ik klamp mij aan U vast.