Lift your eyes and look to the heavens:
Who created all these?
He who brings out the starry host one by one,
and calls them each by name.
Because of his great power and mighty strength,
no one of them is missing.
Why do you say, O Jacob,
and complain, O Israel,
“My way is hidden from the Lord?”
[Isaiaha 40 vers 26-27, New International Version, IBS 1984]
Ik vind dat altijd zo’n mooi beeld: omgeven zijn door God. God die zich het begin en het einde noemt, de alfa en omega. God omvat álles. Gaat verder dan de eindeloosheid. Wijder dan het verste ver. Omspant het oneindige heelal. Je kunt niet buiten God. Je kunt nergens komen waar God niet is, Hij omgeeft je volledig.
Dat geeft me een veilig gevoel, een gevoel van vertrouwen en thuiszijn – no matter what. Hoe hoog ik ook spring of hoe laag ik ook afdaal, hoe wijd ik het ook zoek: nooit, nooit raak ik buiten de armen van de Eeuwige. Hoe ik ook probeer Hem te ontwaren, en tast, en zoek, en soms aanschouw, en soms alles verloren ben. Alles wordt inbegrepen; mijn eindeloze zoeken, mijn geloof en ongeloof, mijn lofprijs en verwensingen: voor alles is plek, ruimte te over. Aan mijn begin en aan mijn eind – en alles daar tussen – zal altijd de Ene zijn.
Overkoepelend
Uw grenzeloze liefde
voor ons
Uw betrokkenheid
tot het einder der aarde
en terug
In die beslotenheid
is plek,
ruimte genoeg
Opgroeiend
in alle veiligheid
en liefde
Ik mag mij laten rusten
in nooit aflatende
trouw
In dragende handen
voor eeuwig
Thuis