God, mijn God zijt gij,
u blijf ik zoeken,
mijn ziel is dorstig naar u;
naar ú smacht mijn vléés,
in een land: uitgedroogd,
úitgeput, zónder water.
[…]
de mond van léugensprekers
wórdt gestópt!
[Psalm 63 vers 2, 12b, Naardense Vertaling © Skandalon 2005]
Weer bij fysiotherapie wordt het duidelijk: mijn spieren kunnen niet voorzien in wat nodig is om fysiek in balans te blijven, met als gevolg dat de andere spieren veel te hard werken om wél balans te creëren. Compensatie, met veel pijn als gevolg.
Ook mijn zenuwstelsel kan niet in balans blijven; door de constante stroom aan pijnprikkels is de pijnregulatie zoek, uit balans. Met overdreven veel pijn als gevolg.
Het zet mij aan het denken. Kan wat er in mijn lichaam gebeurt, mij een spiegel voorhouden over wat er mentaal soms gebeurt? Zijn daar misschien vergelijkbare processen gaande? Kan ik mentaal in balans blijven, of leun ik ‘op de verkeerde spieren’: zoek ik voldoening, geluk, steun bij dat waar ik het eigenlijk niet van moet hebben, met ‘pijn’ als gevolg? Mag ik leren om die stemmetjes, die van binnen op een ongezonde manier hunkeren naar goedkeuring en gezien worden, liefdevol te erkennen maar ook gedag te zeggen? En is datgene waar ik ten diepste naar verlang – kennen en gekend worden – niet eigenlijk iets goddelijks? Ontwaar ik God niet juist daar? Ontdek ik God niet juist in deze zoektocht, in dit verlangen; wordt Hij daar niet ont-dekt, zichtbaar gemaakt?
Ik vind dat fascinerend; dat lichaam en ziel zo verweven kunnen zijn. Dat wat in een lichaam gebeurt, een reflectie kan zijn van wat er mentaal gebeurt – en andersom. En ik vind het fascinerend dat God (Geest), merkbaar wordt in het fysieke; de lichamelijke uiting die eigenlijk spreekt van een hunkerend verlangen naar de Ene. Incarnatie. Geest en lichaam, verweven, en totaal omgeven door God.
Dat waar ik
zo hunkerend
naar verlang.
Dat waar mijn lijf
om schreeuwt,
bent U dat?
Dat waar ik
niet buiten
kan.
Dat waar mijn hart
niet zonder kan,
bent U dat?
Bent U dan
onnoemlijk aanwezig,
ook op deze wijze?
Zo al-in-al,
zo hunkerend,
zo smachtend?
Bent U zo
dichterbij dan
dicht nabij?
Verweven in
mijn dna,
in al?
Heer, onze Heer,
kan ik U
ontdekken, ont-dekken
in de diepten
van mijn
zijn?
Waarheid in
mijn binnenste,
trouw, geluk.
Kom tot zwijgen,
leugens,
word maar stil.