‘Jullie moeten niet bang zijn voor de inwoners van Kanaän. We kunnen hen makkelijk verslaan. Want zij hebben niemand die hen beschermt, en wij wel. De Heer zal ons helpen. Wees dus niet bang.’
Maar het volk probeerde Jozua en Kaleb te doden.
[Numeri 14 vers 9b-10, Bijbel in Gewone Taal © Nederlands Bijbelgenootschap 2014]
Momenteel lees ik regelmatig stukjes uit een boek geschreven door Huub Oosterhuis: ‘Vriend voor het leven’. Op een rustmoment op een stille zondagmorgen lees ik hieruit. Het gaat over de intocht in het land, over Jozua en Kaleb en hun rol daarin. Over het volk Israël dat op het punt van bevrijding staat, maar zich van binnen gek van angst laat maken en zo de benodigde stap niet durft te zetten. (In de Bijbel staat dit beschreven in het Bijbelboek Numeri hoofdstuk 13 en 14) Het raakt – het is zo herkenbaar. De informatie van buiten die je toegespeeld krijgt, maar ook de andere kleine stemmen van moed die daar tegenover staan. Angst en vertrouwen die strijden om je ziel. Die hoe je levensweg loopt, zo enorm kunnen beïnvloeden – zomaar 40 jaar door een woestijn. Of, in de woorden van Huub Oosterhuis:
Zo dood loopt de weg van de bevrijding. Niet allereerst van buitenaf, maar van binnenuit worden wij bedreigd en in stukken gescheurd: de panische angst voor de toekomst, het wankelen op de drempel van een nieuw begin, en de spookverhalen die daarbij horen, […] het doemdenken. […] Zo is dus de geschiedenis. En toch.
(Vriend voor het leven, pag.100)
Dit lezen, zet mij aan tot het schrijven van dit Monday Moment. Als eerste voor mijzelf, maar misschien ook voor jou. Juist nu, nu advent weer is begonnen. Want de geschiedenis, in handen van de Levende, is een geschiedenis van “En toch.”
Laten we gaan, nieuw land tegemoet. Hier op de drempel wenkt ginds de overvloed van leven. Maar wij zijn hier gebleven, we durfden het niet aan. Toch sta ik soms daar en kijk naar van ver. Daar ginds in de verte fonkelt een ster van bevrijding. O heug'lijke tijding, het is nog niet klaar. Dit is geen verhaal van 'nu' of van 'nooit'. Dit is de geschiedenis van "Ik ben" en van "Ooit komt het goed." En met al mijn moed geef ik mij totaal. De weg leidt mij verder, steeds verder naar huis. Het voert langs de afgronden, angsten, een kruis op een berg. Maar dat is niet erg want ik volg in het spoor van mijn Herder. Op weg door het leven mag ik blijven leren. Ik zet er mijn passen en mag het proberen te laten gaan. Niet langer in eigen kracht willen staan maar mij laten dragen - als is het maar even. Niet in ons kunnen ligt redding verborgen. U Zelf bent Degene die daarvoor zal zorgen. Ons dragen met al onze vragen. Nu mag ik mijzelf dat vergunnen. U bent te vertrouwen tot in duizenden geslachten. Daarom kan ik dóór bij dagen en nachten van angst. Want Uw stem klinkt het langst: "Voor eeuwig ben Ik de jouwe."