Ruth: “anders mag de HEER met mij doen wat Hij wil!” (Ruth 1 vers 17)
Maria: “De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.” (Lucas 1 vers 38)
[NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021]
Ruth, de vreemdeling, de vrouw die anders was en er niet bij hoorde. Ze werd omarmd door Boaz en daarmee werd ze de schoondochter van Rachab. Rachab, de vrouw uit Jericho, die ook een vreemdeling was geweest, die anders was en er voorheen niet bij hoorde. Zou het kunnen dat precies hierdoor, door wat Boaz meekreeg van zijn ouders en door zijn opvoeding – zou het kunnen dat hij precies hierdoor voorbereid was om open te staan voor Ruth? Dat precies hierdoor zowel Rachab en Salmon (haar man) als Ruth en Boaz hun plek konden innemen in Gods hand die geschiedenis schrijft? En dat precies hierdoor, vele eeuwen later, die echo van Ruths woorden opnieuw weerklonk – ditmaal door een onbeduidende vrouw, Maria, die ongetwijfeld had gehoord van deze stemmen van haar verre voor-moeders?
Soms is Gods werk duidelijk in één mensenleven. En soms lijkt het of mensen niets anders te doen hebben dan eenvoudigweg hun plekje innemen in een lange rij van mensen en wordt Gods werk pas zichtbaar door meerdere generaties heen. Maar God gaat door, en elk mens, hoe klein of hoe groot, staat in die lange rij de eeuwen door. In die lange rij waar precies dat rode koord omheen gewikkeld wordt, die liefdevolle reddingslijn vast geborduurd wordt. Dat rode koord vanaf de start, hangend uit een raam bij Rachab, uitwijkend om Ruth te verbinden aan Bethlehem, zwervend door de stille eeuwen tot dat wat geweven is in Maria’s binnenste in Bethlehem geboren wordt, en verder dansend ook naar mij – en velen na mij. Het helpt mij om te blijven vertrouwen, te blijven hopen in de saaie eentonigheid van de dagelijkse sleur. Om te weten, te geloven, dat ook ik een plekje heb in die rij, dat de rode draad ook door mijn leven heen verweven wordt. Wij allen, aan dat koord van Christus de Redder.
In de dagelijkse sleur houd ik het vast: dat rode koord van redding. Het gaat al lang de eeuwen door en ook door mij wordt het verweven. Het echoot door die rij van vrouwen en ook door mij heen klinkt Uw lied: "Ere zij God hoog in de hemel en vrede hier op aarde." Dat alles door een bloedrood touw, die reddingslijn, een liefdeskoord. Van vreemdeling tot buitenstaander, van nietsbeduidende tot eenzame. Het geef mij moed om ook vandaag mijn stappen weer te zetten. Wetend, gelovend, dat alles - álles - steeds opnieuw en voor altijd goed komt. Ja amen.