En jij zult als zijn naam uitroepen:
Jezus!- de Heer redt; […]
en als zijn naam zullen ze uitroepen
‘Immanoeël’;
vertaald is dat: met ons is God!
[Matteüs 1 vers 21, 23, Naardense Vertaling © Skandalon 2005]
Een mailwisseling met een bloglezer zette mij aan het denken. (Dankjewel!) Het ging over advent. Dat dit in onze beide gezinnen niet allemaal zo prachtig ging als we hadden voorbereid. Dat de mooie plannen en ideeën niet bepaald allemaal werkelijkheid werden. Dat de praktijk opnieuw zoveel weerbarstiger bleek dan de idealen in ons hoofd.
Achterdeurtje
In mijn achterhoofd gonsden nog die woorden van Ann Voskamp, uit het adventsboek dat wij dit jaar gebruiken. Die woorden waarmee ze zegt:
“Er was ééns – en dat was om precies te zijn vóór de tijd begon – een verhaal dat mooier is dan het meest buitengewone sprookje dat je ooit gehoord hebt. […]
De Vader-Koning van de hemel en van heel het heelal en zijn Zoon-Koning lieten hun blik glijden over hun Koninkrijk en zagen hoe al de kinderen die zij hadden geschapen gevangen zaten in de duisternis, en zonde, en ziekte, en kwaad. Ze wisten dat ze met hun onvoorwaardelijke, onoverwinnelijke, onverpakbare liefde moesten komen om hun mensen – ons – terug te krijgen, en dus bedachten ze het allerbeste reddingsplan.
Dit is wat ze besloten: de Vader-Koning zou de achterkant van de wereld opendoen en de Zoon-Koning zou onverwacht regelrecht het Koninkrijk binnenglippen door een klein, totaal onverwacht deurtje: Bethlehem.”
[Pak het grootste geschenk maar uit, p103]
God, die we zo vaak zoeken in het mooie, in het grootse, in het indrukwekkende. Die God komt ‘door een achterdeurtje’. Is er, zomaar. Onverwacht. Je zou het haast niet opmerken. Je leven draait gewoon door. Ineens is er die aanwezigheid.
En ik schreef naar deze bloglezer: ‘Misschien is dít wel juist advent…’ Dat midden in de ‘rommel’, in de chaos van het dagelijks leven Immanuël te ontvangen is. Niet onze mooie adventskalenders, gezinsmomenten die we proberen te maken, onze zoektochten die we aangaan. Want kerst is niet te maken. Niet te pakken. Niet te verpakken. Alleen te ontvangen. Het wordt ons gegeven. Openbaring, geschenk, gegeven vanuit de hoge hemel, nabij in de diepte van de aarde.
Ja, dan zingt mijn hart: O kom, o kom Immanuël!
Jezus, Godsgeschenk. Redder van wat mij verstikt, wat deze wereld verkrampt. Bevrijder uit het slavenhuis. Ga Uw weg. Wandel zacht door mijn leven, door deze wereld. Zet recht wat krom is. Kom, kom binnen. En open vriendelijk mijn ogen en onze harten voor elkaar. Maak één. Herstel. Immanuël, adventsgeschenk. Blijf komen en komen in mij, in de wereld. Laat het zijn: met ons is God!